Vertaling van bien

Inhoud:

Frans
Nederlands
bien [m] (le ~), domaine [m] (le ~), fonds, propriété [v] (la ~), propriété foncière [v] (la ~) {zn.}
goed  [o]
bezitting [v]
landgoed [o]
boerderij  [v]
Bien
Goed
Tout est bien qui finit bien.
Eind goed, al goed.
bien {bw.}
goed 
nu goed
bien, fort, tout, très {bw.}
bijster
bijzonder 
heel 
erg
terdege
zeer
en fait, en vérité, vraiment, bien {bw.}
echt 
inderdaad
naar waarheid
waarachtig 
waarlijk 
werkelijk 


Voorbeelden in zinsverband

Frans
Nederlands

Bien

Goed

Très bien !

Geweldig!

Tout est bien qui finit bien.

Eind goed, al goed.

Tout est bien qui finit bien.

Eind goed, al goed.

Bien, merci. Et vous ?

Goed, dank u. En met u?

Je vais bien, merci.

Ik ben in orde, dank je.

Tu dois bien étudier.

Je moet hard leren.

Dors bien, Timmy.

Slaap lekker, Timmy.

Vous parlez bien anglais.

Je spreekt goed Engels.

Vous connaissez bien Tom?

Ken je Tom goed?

Amusez-vous bien !

Veel plezier!

Tony parle bien l'anglais.

Tony spreekt goed Engels.

Ah, c'est bien meilleur.

Ah, dat is veel beter.

Il joue très bien.

Hij speelt zeer goed.

Je vais bien, merci.

Ik ben in orde, dank je.


Gerelateerd aan bien

domaine - fonds - propriété - propriété foncière - fort - tout - très - en fait - en vérité - vraiment