Vertaling van voeren
Inhoud:
Nederlands
Deens
overbrengen, transporteren, voeren, vervoeren {ww.}
transportere
besturen, brengen, leiden, geleiden, voeren {ww.}
føre
brengen, dragen, voeren, voorhebben {ww.}
bære
gaan, karren, rijden, varen {ww.}
køre
fare
fare
Laten we naar het meer rijden.
Lad os køre hen til søen!