Vertaling van weg
Inhoud:
Nederlands
Deens
heen, over, vandoor, verwijderd, voort, weg {bw.}
bort
baan , route , weg {zn.}
vej
Waar een wil is, is een weg.
Hvor der er en vilje, er der en vej.
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Deens
Waar een wil is, is een weg.
Hvor der er en vilje, er der en vej.
De laatste trein is al weg.
Det sidste tog er allerede kørt.
Kunt u mij de weg naar de haven wijzen?
Kan du vise mig vejen til havnen?
Laat me de weg naar de bushalte zien.
Vis mig vejen til busstoppestedet.
Ik kan Tom niet vinden. Is hij al weg?
Jeg kan ikke finde Tom. Er han allerede gået?