Vertaling van over
Inhoud:
Nederlands
Deens
heen, over, vandoor, verwijderd, voort, weg {bw.}
bort
aan, aangaande, betreffende, met, over, van, in {vz.}
af
om
over
til
vid
om
over
til
vid
aan de overkant van, over, overheen, over ... heen {vz.}
over
tværs
tværs
aan, achter, na, na verloop van, over {vz.}
efter
aan, boven, over {vz.}
over
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Deens
Ik weet niets over hem.
Jeg kender ikke noget til ham.
Over wie heb je het?
Hvem taler i om?
Hij weet veel over vlinders.
Han ved meget om sommerfugle.
Hij weet niet veel over Japan.
Han ved ikke meget om Japan.
Hij heeft een boek geschreven over China.
Han skrev en bog om Kina.