Vertaling van aan

Inhoud:

Nederlands
Deens
aan, bij, dichtbij, naast, nabij {vz.}
hos
aan, jegens, met, om, op, te, tot, voor, in {vz.}

ved
aan, aangaande, betreffende, met, over, van, in {vz.}
af
om
over
til
vid
aan, bij, ten huize van {vz.}
hos
aan, sedert, sinds, van, vanaf, door, met ingang van {vz.}
af
for
om
siden
aan, bij, naar, tegen, tot, voor, op {vz.}
for

til
aan, achter, na, na verloop van, over {vz.}
efter
aan, boven, over {vz.}
over
aan, op {vz.}
over


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Deens

Waar denk je aan?

Hvad tænker du på?

Doe de radio aan.

Tænd for radioen.

Wie is aan de beurt?

Hvis tur er det?

Mijn vader stierf aan longkanker.

Min far døde af lungekræft.

Wat ben je aan het doen?

Hvad gør du?

Ik kwam hier aan rond vijf uur.

Jeg ankom her ved femtiden.

De hond zat achter de kat aan.

Hunden løb efter katten.

Is er een arts aan boord?

Er der en læge om bord?

Jouw ogen doen me denken aan sterren.

Dine øjne minder mig om stjerner.

Ik ben een baan aan het zoeken.

Jeg søger arbejde.

De vrouw is aan het lezen.

Kvinden læser.

Doe het licht aan. Ik zie niks.

Tænd lyset. Jeg kan ikke se noget.

Wat ben je aan het doen?

Hvad gør du?

Dat zal niets aan de zaak veranderen.

Det vil intet ændre.

Het zal schade aanrichten aan de oogst.

Det vil skade afgrøden.


Gerelateerd aan aan

bij - dichtbij - naast - nabij - jegens - met - om - op - te - tot - voor - in - aangaande - betreffende - over