Vertaling van werk

Inhoud:

Nederlands
Deens
arbeid [m], emplooi [o], werk [o], karwei {zn.}
arbejde [o]
Ik ga met de fiets naar het werk.
Jeg tager cyklen til arbejde.
Ik ga iedere dag naar het werk.
Jeg går på arbejde hver dag.
effect sorteren, uitwerking hebben, werken, uitwerken {ww.}
virke på
functioneren, het doen, in zijn werk gaan, werken {ww.}
fungere
arbeiden, werken {ww.}
arbejde
Ik wil onder deze omstandigheden niet werken.
Jeg ønsker ikke at arbejde under disse betingelser.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Deens

Hij zoekt werk.

Han leder efter et job.

Ik werk hier.

Jeg arbejder her.

Ik werk in een ziekenhuis.

Jeg arbejder på et hospital.

Een goed begin is het halve werk.

Godt begyndt er halvt fuldendt.

Ik ga iedere dag naar het werk.

Jeg går på arbejde hver dag.

Een goed begin is het halve werk.

Godt begyndt er halvt fuldendt.

Ik ga met de fiets naar het werk.

Jeg tager cyklen til arbejde.