Vertaling van het doen

Inhoud:

Nederlands
Deens
functioneren, het doen, in zijn werk gaan, werken {ww.}
fungere
leggen, steken, plaatsen, stellen, stoppen, zetten, doen {ww.}
stille
sætte
lægge
Mag ik een vraag stellen?
Må jeg stille et spørgsmål?
maken, aanmaken, bedrijven, doen, uitbrengen, uitrichten, uitvoeren {ww.}
gøre
lave
aflægge
Wat denk je, wat zou ze gaan doen?
Hvad tror du, hun vil gøre?
Je blijft keer op keer dezelfde fouten maken.
Du bliver ved med at lave de samme fejl gang efter gang.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Deens

Wat ben je aan het doen?

Hvad gør du?

Wat ben je aan het doen?

Hvad gør du?