Vertaling van getroffen

Inhoud:

Nederlands
Duits
frapperen, treffen, aandoen, aangrijpen {ww.}
erregen
angreifen
affizieren

ik heb getroffen
jij hebt getroffen
hij/zij/het heeft getroffen

ich habe erregt
du hast erregt
er/sie/es hat erregt
» meer vervoegingen van erregen

aantreffen, ontmoeten, tegemoet treden, tegenkomen, treffen {ww.}
begegnen
antreffen

ik heb getroffen
jij hebt getroffen
hij/zij/het heeft getroffen

ich bin begegnet
du bist begegnet
er/sie/es ist begegnet
» meer vervoegingen van begegnen

halen, inslaan, raken, teisteren, treffen {ww.}
treffen

ik heb getroffen
jij hebt getroffen
hij/zij/het heeft getroffen

ich habe getroffen
du hast getroffen
er/sie/es hat getroffen
» meer vervoegingen van treffen

raken, treffen, aandoen, aangrijpen {ww.}
erregen
angreifen
affizieren

ik heb getroffen
jij hebt getroffen
hij/zij/het heeft getroffen

ich habe erregt
du hast erregt
er/sie/es hat erregt
» meer vervoegingen van erregen

vinden, bevinden, treffen, aantreffen {ww.}
finden
ermitteln
befinden

ik heb getroffen
jij hebt getroffen
hij/zij/het heeft getroffen

ich habe gefunden
du hast gefunden
er/sie/es hat gefunden
» meer vervoegingen van finden

Ik moet het vinden.
Ich muss es finden.
Ik moet het vinden.
Ich muss es finden.