Vertaling van kennis

Inhoud:

Nederlands

Duits

kennis [v], wetenschap [v], kennen {zn.}

Wissen [o] (das ~)
Erkenntnisse
Kenntnisse

Kennis is macht.

Wissen ist Stärke.

Televisie helpt ons onze kennis te verruimen.

Das Fernsehen hilft uns dabei, unser Wissen zu erweitern.

kennis [v], kunde, medeweten, verstand, weten {zn.}

Wissen [o] (das ~)
Wissenschaft [v] (die ~)
Kenntnis [v] (die ~)

Niemand kan alles weten.

Niemand kann alles wissen.

Weten ze over ons?

Wissen sie von uns?

verstand, inzicht, kennis {zn.}

Verstand

bekendheid [v], kennis [v], kunde {zn.}

Kenntnis [v] (die ~)
Kenntnisse
Begriff [m] (der ~)

bekende [m], kennis [v], relatie [v] {zn.}

Bekannter [m] (der ~)

Nederlands

Duits

Kennis is macht.

Wissen ist Stärke.

Aangenaam kennis te maken.

Schön, dich kennen zu lernen.

Televisie helpt ons onze kennis te verruimen.

Das Fernsehen hilft uns dabei, unser Wissen zu erweitern.

Mijn kennis van Japans is eerder zwak.

Meine Japanischkenntnisse sind ziemlich schlecht.

Gisteren heb ik kennis gemaakt met een van de beroemdste acteurs van de wereld.

Gestern lernte ich einen der berühmtesten Schauspieler der Welt kennen.