Vertaling van namen
Inhoud:
Nederlands
Duits
aanvatten, nemen, oprapen, pakken, vatten {ww.}
nehmen
fassen
fassen
wij namen
jullie namen
zij namen
wir nahmen
ihr nahmt
sie nahmen
» meer vervoegingen van nehmen
Jullie moeten bus 5 nemen.
Du solltest die Fünf nehmen.
Zal ik de bus nemen?
Soll ich den Bus nehmen?
benaming , naam (mv. namen), naamwoord {zn.}
Name
Mijn naam is Henry.
Mein Name ist Henry.
Mijn naam is Yatarou.
Mein Name ist Yatarou.
faam , reputatie , naam (mv. namen), roep {zn.}
Reputation
Ruf
Ansehen
Ruf
Ansehen
Tom heeft een slechte reputatie.
Tom hat eine schlechte Reputation.
Hij heeft een goede reputatie.
Er hat einen guten Ruf.
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Duits
Hij heeft moeite om namen te onthouden.
Ihm fällt es schwer, sich Namen zu merken.
Wanneer registreerden ze de namen van de leden?
Wann haben sie die Namen der Mitglieder registriert?
Hij is niet goed in het onthouden van namen.
Er kann sich nicht gut Namen merken.
Ik heb het altijd moeilijk om namen te onthouden.
Ich habe immer Probleme, mich an Namen zu erinnern.