Vertaling van weer

Inhoud:

Nederlands
Duits
afweer [m], defensie [v], verdediging [v], weer, verweer {zn.}
Verteidigung [v] (die ~)
Wehr [o] (das ~)
Abwehr [v] (die ~)
Aanval is de beste verdediging.
Angriff ist die beste Verteidigung.
nogmaals, van voren af aan, weder, wederom, weer, alweer {bw.}
abermals
von neuem
wieder
wiederholt
zurück
nogmaals, opnieuw, van voren af aan, wederom, weer, alweer, weder {bw.}
abermalig
abermals
von neuem
wieder
bis, nogmaals, nog een keer, weer {bw.}
abermalig
abermals
nochmals
erneut
weder [o], weer [o], weersomstandigheden {zn.}
Wetter [o] (das ~)
Witterung [v] (die ~)
Hoe is het weer?
Wie ist das Wetter?
Hoe is het weer?
Wie ist das Wetter?


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Duits

Hoe is het weer?

Wie ist das Wetter?

Hoe is het weer?

Wie ist das Wetter?

Wat een prachtig weer.

Was für ein prächtiges Wetter.

Wat een afschuwelijk weer!

Was für ein Sauwetter!

Het is mooi weer vandaag.

Heute ist das Wetter schön.

Ik zag hem nooit weer.

Ich sah ihn nie wieder.

Het weer werd plots warmer.

Das Wetter wurde plötzlich wärmer.

Nu weet ik het weer.

Jetzt erinnere ich mich.

Het is verschrikkelijk weer vandaag.

Das Wetter ist heute schrecklich.

En weer ging een dag voorbij.

Und wieder ging ein Tag zu Ende.

Nee. Ik moet helaas weer vroeg terug.

Nein. Es tut mir leid, aber ich muss früh zurückgehen.

Het is weer aan het regenen.

Es regnet wieder.

Ik ben blij je weer te zien.

Ich freue mich, dich wiederzusehen.

Hij kwam, ondanks het slechte weer.

Er ist trotz des schlechten Wetters gekommen.

Ik kan dit hete weer niet uitstaan.

Ich kann dieses heiße Wetter nicht ab.