Vertaling van gepast

Inhoud:

Nederlands
Engels
betamelijk, gepast, geschikt, passend, toepasselijk {bn.}
appropriate 
becoming 
seemly 
suitable 
expedient 
proper 
applicable 
doelmatig, gemakkelijk, geschikt, gepast, passend {bn.}
convenient 
handy 
opportune
advantageous 
comfortable 
useful 
gepast, comme il faut, decent, voegzaam, welvoeglijk, correct, passend {bn.}
becoming
comely
comme il faut
decent
decorous
seemly
gepast {bn.}
appropriate
passen {ww.}
to fit 

ik heb gepast
jij hebt gepast
hij/zij/het heeft gepast

I have fitted
you have fitted
he/she/it has fitted
» meer vervoegingen van to fit

Deze schoenen passen niet.
These shoes don't fit my feet.
Ze passen perfect bij elkaar.
They fit each other so perfectly.
passen, passen in {ww.}
to fit in
in overeenstemming zijn, passen {ww.}
to fit 
to correspond
to fit in
to conform 

ik heb gepast
jij hebt gepast
hij/zij/het heeft gepast

I have fitted
you have fitted
he/she/it has fitted
» meer vervoegingen van to fit

Deze brillen passen me niet goed, ze zijn te groot.
These glasses do not fit me well. They are too large.
gelegen komen, passen, schikken, uitkomen, voegen, betamen {ww.}
to fit 
to suit 
to comply 
to be suitable
to be appropriate

ik heb gepast
jij hebt gepast
hij/zij/het heeft gepast

I have fitted
you have fitted
he/she/it has fitted
» meer vervoegingen van to fit

Je schoenen passen niet bij dat pak.
Your shoes do not go with the suit.
Die schoenen passen niet met het pak.
Those shoes do not go with the suit.
passen {ww.}
to fit 

ik heb gepast
jij hebt gepast
hij/zij/het heeft gepast

I have fitted
you have fitted
he/she/it has fitted
» meer vervoegingen van to fit

passen, aanpassen {ww.}
to try on
Mag ik deze jurk passen?
May I try on this dress?
"Ik heb verschrikkelijke haast... om redenen die ik niet kan noemen," antwoordde Dima de vrouw. "Laat me alstublieft gewoon dat pak daar passen."
"I'm in a terrible hurry... for reasons I can't say," Dima replied to the woman. "Please, just let me try on that suit there."
betamen, horen, behoren, passen, voegen {ww.}
to be fitting
to befit

ik heb gepast
jij hebt gepast
hij/zij/het heeft gepast

I have befitted
you have befitted
he/she/it has befitted
» meer vervoegingen van to befit

bijeenpassen, harmoniëren, samenklinken, passen {ww.}
to get along
to match 
to harmonize 
to accord
to fit together

ik heb gepast
jij hebt gepast
hij/zij/het heeft gepast

I have matched
you have matched
he/she/it has matched
» meer vervoegingen van to match

beproeven, passen, aanpassen, proberen, toetsen, uitproberen {ww.}
to attempt 
to test 
to try 
to pilot
to prove 
to sample
to assay

ik heb gepast
jij hebt gepast
hij/zij/het heeft gepast

I have attempted
you have attempted
he/she/it has attempted
» meer vervoegingen van to attempt

passen, aanpassen {ww.}
to try on

ik heb gepast