Vertaling van liggen

Inhoud:

Nederlands
Engels
liggen {ww.}
to lie 
to recline

wij liggen
jullie liggen
zij liggen

we lie
you lie
they lie
» meer vervoegingen van to lie

Twee keer in de week kwam de tuinman om het gras te maaien, daarom kon ik nooit in het lange gras liggen.
Twice a week the gardener would come to mow the grass, so I could never lie and read in the long grass.
liggen {ww.}
to rest

wij liggen
jullie liggen
zij liggen

we rest
you rest
they rest
» meer vervoegingen van to rest

liggen {ww.}
to station
to post
to send
to place

wij liggen
jullie liggen
zij liggen

we post
you post
they post
» meer vervoegingen van to post

liggen {ww.}
to lie

wij liggen
jullie liggen
zij liggen

we lie
you lie
they lie
» meer vervoegingen van to lie

gelegen zijn, liggen {ww.}
to be situated
aanspreken, aanstaan, behagen, bevallen, liggen, lijken, zinnen {ww.}
to attract
to appeal

wij liggen
jullie liggen
zij liggen

we attract
you attract
they attract
» meer vervoegingen van to attract

neerkomen, aankomen, liggen, afhangen {ww.}
to depend

wij liggen
jullie liggen
zij liggen

we depend
you depend
they depend
» meer vervoegingen van to depend

aanliggen, liggen {ww.}
to lie

wij liggen
jullie liggen
zij liggen

we lie
you lie
they lie
» meer vervoegingen van to lie



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Engels

Hoeveel pennen liggen er op de schrijftafel?

How many pens are there on the desk?

Boeken liggen nu binnen ieders bereik.

Books are now within the reach of everybody.

De Alpen liggen in het midden van Europa.

The Alps are in the center of Europe.

De zilveren bollen liggen rondom de rode bol.

The silver balls are around the red ball.

Misschien heb ik het op tafel laten liggen.

Maybe I left it on the table.

Ik had bijna mijn paraplu in de trein laten liggen.

I almost left my umbrella in the train.

Ik zag een jonge men liggen op de bank onder de kerselaar in het park.

I saw a young man lying on the bench under the cherry tree in the park.

Toen ze wakker werden zagen ze een steen naast zich liggen.

When they woke up they saw a stone lying next to them.

Ik ben maar één werkdag weggeweest vanwege een verkoudheid en er liggen stapels papier op mijn bureau.

I only missed one day of work because of a cold and my desk is piled high with papers.

Daarna vertrek ik, maar dan realiseer ik me dat ik m'n rugzak bij hen thuis heb laten liggen.

After that, I left, but then I realized that I forgot my backpack at their house.

De woorden zelf liggen op het puntje van mijn tong, maar ik kan het maar niet zeggen.

The words themselves are on the tip of my tongue, but I just can't say it.

Twee keer in de week kwam de tuinman om het gras te maaien, daarom kon ik nooit in het lange gras liggen.

Twice a week the gardener would come to mow the grass, so I could never lie and read in the long grass.


Gerelateerd aan liggen

gelegen zijn - aanspreken - aanstaan - behagen - bevallen - lijken - zinnen - neerkomen - aankomen - afhangen - aanliggenpozen - verblijven - zijn