Vertaling van plakken

Inhoud:

Nederlands
Engels
plakken, resideren, verblijf houden, vertoeven, wijlen, verwijlen {ww.}
to stay 
to linger
to remain 
to abide 

wij plakken
jullie plakken
zij plakken

we stay
you stay
they stay
» meer vervoegingen van to stay

plakken {ww.}
to paste
to glue

wij plakken
jullie plakken
zij plakken

we paste
you paste
they paste
» meer vervoegingen van to paste

kleven, pakken, plakken, elkaar aantrekken {ww.}
to stick
to cohere
to cleave
to cling
to adhere 

wij plakken
jullie plakken
zij plakken

we stick
you stick
they stick
» meer vervoegingen van to stick

kleven, plakken {ww.}
to stick 

wij plakken
jullie plakken
zij plakken

we stick
you stick
they stick
» meer vervoegingen van to stick

lijmen, hechten, plakken {ww.}
to stick 
to paste 
to glue 

wij plakken
jullie plakken
zij plakken

we stick
you stick
they stick
» meer vervoegingen van to stick

blijven, plakken {ww.}
to stay
to remain
to continue
to stay on

wij plakken
jullie plakken
zij plakken

we stay
you stay
they stay
» meer vervoegingen van to stay

Ik zal daar blijven.
I will stay there.
Zult ge thuis blijven?
Will you stay at home?
vastkitten, vastkleven, kleven, plakken {ww.}
to glue
to paste

wij plakken
jullie plakken
zij plakken

we glue
you glue
they glue
» meer vervoegingen van to glue

medaille, eremetaal [o] (het ~), plak [m] (de ~) {zn.}
medal
ribbon
palm
medallion
laurel wreath
decoration
Jij verdient een medaille.
You deserve a medal.
Ik won de gouden medaille.
I won the gold medal.
plak [m] (de ~) {zn.}
slice