Vertaling van trouw

Inhoud:

Nederlands
Engels
trouw, getrouw {bn.}
faithful 
staunch
accurate 
getrouwheid [v], trouw {zn.}
allegiance 
faithfulness 
fidelity 
adherence
loyaal, trouw, getrouw, trouwhartig {bn.}
faithful 
loyal 
upright
staunch
true 
trusty
straightforward
getrouwheid [v], loyaliteit [v], trouwhartigheid [v], trouw {zn.}
allegiance 
loyalty
adherence
trouw [m] (de ~), getrouwheid, loyaliteit [v] (de ~) {zn.}
trueness
loyalty
trouw {bn.}
dead on target
true
trouw, loyaal, getrouw {bn.}
dead on target
true
in de echt verbinden, trouwen {ww.}
to marry 
to wed 

ik trouw

I marry
» meer vervoegingen van to marry

Wil je met me trouwen?
Will you marry me?
Ik wil met je trouwen.
I want to marry you.
in het huwelijk treden, trouwen {ww.}
to marry 
to get married
to be married
to wed 

ik trouw

I marry
» meer vervoegingen van to marry

Ze besloot met Tom te trouwen.
She decided to get married to Tom.
Ze gaan trouwen in juni.
They are to be married in June.
in de echt verbinden, trouwen, uithuwelijken {ww.}
to marry 
to wed 

ik trouw

I marry
» meer vervoegingen van to marry

Hij beloofde met haar te trouwen.
He promised to marry her.
Ze besliste met hem te trouwen.
She decided to marry him.
in het huwelijk treden, trouwen {ww.}
to marry 
to get married
to be married
to wed 

ik trouw

I marry
» meer vervoegingen van to marry

Hij kan het zich niet veroorloven om te trouwen.
He can't afford to get married.
in de echt verbinden, trouwen, uithuwelijken {ww.}
to marry 
to wed 

ik trouw

I marry
» meer vervoegingen van to marry

Je bent te jong om te trouwen.
You're too young to marry.
in het huwelijk treden, trouwen {ww.}
to be married
to get married
to marry 

ik trouw

I marry
» meer vervoegingen van to marry