Vertaling van gaat
jij gaat
hij/zij/het gaat
tu sonnes
il/elle sonne
» meer vervoegingen van sonner
jij gaat
hij/zij/het gaat
tu vas
il/elle va
» meer vervoegingen van aller
jij gaat
hij/zij/het gaat
tu vas
il/elle va
» meer vervoegingen van aller
Voorbeelden in zinsverband
Gaat u zitten.
Asseyez-vous, s'il vous plait.
Waar gaat ge naartoe?
Où vous rendez-vous ?
Hoe gaat het?
Comment vas-tu ?
De strijd gaat verder!
La lutte continue !
Het gaat mij slecht.
Je ne vais pas bien.
Het leven gaat verder.
La vie continue.
Gaat het morgen regenen?
Pleut-il demain ?
Misschien gaat het sneeuwen.
Il va peut-être se mettre à neiger.
Gaat het vanmiddag regenen?
Va-t-il pleuvoir cette après-midi ?
Hoi, hoe gaat het?
Bonjour, ça va?
Waarover gaat de tekst?
De quoi traite le texte ?
Morgen gaat het sneeuwen.
Il neigera demain.
Het gaat regenen.
Il va pleuvoir.
Morgen gaat het sneeuwen.
Il neigera demain.
Hallo John! Hoe gaat het?
Salut, John ! Comment vas-tu ?