Vertaling van voer

Inhoud:

Nederlands
Frans
foerage [v], voeder, voer {zn.}
pâture  [v] (la ~)
voeding [v], kost, voeder, voedingsmiddel, voedsel, voer {zn.}
nourriture  [v] (la ~)
pâture  [v] (la ~)
aliment  [m] (l' ~)
gaan, karren, rijden, varen {ww.}
aller 
se déplacer 
aller en véhicule

ik voer
jij voer
hij/zij/het voer

j'allais
tu allais
il/elle allait
» meer vervoegingen van aller

Ik moet gaan.
Je devrais y aller.
Ik moet gaan slapen.
Je dois aller dormir.
varen {ww.}
naviguer 

ik voer
jij voer
hij/zij/het voer

je naviguais
tu naviguais
il/elle naviguait
» meer vervoegingen van naviguer

overbrengen, transporteren, voeren, vervoeren {ww.}
transporter 
reporter 

ik voer

je transporte
» meer vervoegingen van transporter

besturen, brengen, leiden, geleiden, voeren {ww.}
conduire 
aboutir 
mener 
diriger 

ik voer

je conduis
» meer vervoegingen van conduire

Heeft uw oom u zijn auto laten besturen?
Ton oncle t'a-t-il laissé conduire sa voiture ?
brengen, dragen, voeren, voorhebben {ww.}
porter 

ik voer

je porte
» meer vervoegingen van porter

Ik kan deze koffer niet zelf dragen.
Je ne peux porter seule cette valise.
We zijn het gewend om schoenen te dragen.
Nous sommes habituées à porter des chaussures.