Vertaling van aanbouw

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
aanbouw [m], bouw [m], constructie [v] {zn.}
aanbouw [m]
bouw [m]
constructie [v] {zn.}
De brug is in aanbouw.
De brug is in aanbouw.
De brug is nog steeds in aanbouw.
De brug is nog steeds in aanbouw.
aanbouw [m] (de ~), aanbouwsel {zn.}
aanbouw [m] (de ~)
aanbouwsel {zn.}
Het gebouw is op het moment in aanbouw.
Het gebouw is op het moment in aanbouw.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Nederlands

De brug is in aanbouw.

De brug is in aanbouw.

De brug is nog steeds in aanbouw.

De brug is nog steeds in aanbouw.

Het gebouw is op het moment in aanbouw.

Het gebouw is op het moment in aanbouw.


Gerelateerd aan aanbouw

bouw - constructie - aanbouwselbouwsel