Vertaling van constructie

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
gebouw [o], bouw [m], opbouw, constructie [v] {zn.}
gebouw [o]
bouw [m]
opbouw
constructie [v] {zn.}
Kijk naar dat gebouw.
Kijk naar dat gebouw.
Het VN-gebouw is zeer indrukwekkend.
Het VN-gebouw is zeer indrukwekkend.
constructie [v] (de ~) {zn.}
constructie [v] (de ~) {zn.}
constructie [v] (de ~) {zn.}
constructie [v] (de ~) {zn.}
gebouw [o], constructie, bouwsel, perceel [o], bouwwerk [o] {zn.}
gebouw [o]
constructie
bouwsel
perceel [o]
bouwwerk [o] {zn.}
Moet je dat hoge gebouw zien.
Moet je dat hoge gebouw zien.
Dat is het gebouw waar papa werkt.
Dat is het gebouw waar papa werkt.
aanbouw [m], bouw [m], constructie [v] {zn.}
aanbouw [m]
bouw [m]
constructie [v] {zn.}
De brug is in aanbouw.
De brug is in aanbouw.
De brug is nog steeds in aanbouw.
De brug is nog steeds in aanbouw.
structuur [v], bouw [m], samenstelling [v], constructie [v] {zn.}
structuur [v]
bouw [m]
samenstelling [v]
constructie [v] {zn.}
De hersenen hebben een ingewikkelde structuur.
De hersenen hebben een ingewikkelde structuur.
Handhaaf en bouw", "Behou en bou
Handhaaf en bouw", "Behou en bou
bouw [m] (de ~), constructie [v] (de ~) {zn.}
bouw [m] (de ~)
constructie [v] (de ~) {zn.}
In Nederland is het de gewoonte dat, wanneer bij de bouw van een huis het hoogste punt bereikt is en de dakpannen gelegd kunnen worden, de opdrachtgever de bouwvakkers…
In Nederland is het de gewoonte dat, wanneer bij de bouw van een huis het hoogste punt bereikt is en de dakpannen gelegd kunnen worden, de opdrachtgever de bouwvakkers…


Gerelateerd aan constructie

gebouw - bouw - opbouw - bouwsel - perceel - bouwwerk - aanbouw - structuur - samenstellingwijze - product - produktie