Vertaling van afdoend
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
afdoend, doeltreffend, effectief, werkdadig, werkzaam {bn.}
afdoend
doeltreffend
effectief
werkdadig
werkzaam {bn.}
doeltreffend
effectief
werkdadig
werkzaam {bn.}
afdoend, een conclusie wettigend {bn.}
afdoend
een conclusie wettigend {bn.}
een conclusie wettigend {bn.}
genoeg, afdoend, genoegzaam, sufficiënt, toereikend, voldoend, voldoende, zat {bw.}
genoeg
afdoend
genoegzaam
sufficiënt
toereikend
voldoend
voldoende
zat {bw.}
afdoend
genoegzaam
sufficiënt
toereikend
voldoend
voldoende
zat {bw.}