Vertaling van genoeg
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
genoeg, voldoende {bn.}
genoeg
voldoende {bn.}
voldoende {bn.}
genoeg, afdoend, genoegzaam, sufficiënt, toereikend, voldoend, voldoende, zat {bw.}
genoeg
afdoend
genoegzaam
sufficiënt
toereikend
voldoend
voldoende
zat {bw.}
afdoend
genoegzaam
sufficiënt
toereikend
voldoend
voldoende
zat {bw.}
basta, genoeg, nogal, tamelijk, vrij, voldoende {bw.}
basta
genoeg
nogal
tamelijk
vrij
voldoende {bw.}
genoeg
nogal
tamelijk
vrij
voldoende {bw.}
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Nederlands
Genoeg is genoeg!
Genoeg is genoeg!
Wij hebben genoeg tijd.
Wij hebben genoeg tijd.
Zo is het genoeg.
Zo is het genoeg.
Is dit genoeg geld?
Is dit genoeg geld?
Vreemd genoeg faalde hij.
Vreemd genoeg faalde hij.
Deze kamer is groot genoeg.
Deze kamer is groot genoeg.
Tom is niet snel genoeg.
Tom is niet snel genoeg.
Hij had niet genoeg geld.
Hij had niet genoeg geld.
Tom is niet oud genoeg.
Tom is niet oud genoeg.
Ik heb genoeg van hem.
Ik heb genoeg van hem.
Eén taal is nooit genoeg.
Eén taal is nooit genoeg.
Tom heeft niet genoeg vrienden.
Tom heeft niet genoeg vrienden.
Je bent niet snel genoeg.
Je bent niet snel genoeg.
Dat is genoeg voor vandaag.
Dat is genoeg voor vandaag.
Zij is niet goed genoeg voor hem.
Zij is niet goed genoeg voor hem.