Vertaling van afloop

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
einde, eind, slot [o], afloop [m], end, uiteinde, eindigen [o] {zn.}
einde
eind
slot [o]
afloop [m]
end
uiteinde
eindigen [o] {zn.}
Geef me de sleutel van dit slot!
Geef me de sleutel van dit slot!
Heb je de deur op slot gedaan?
Heb je de deur op slot gedaan?
gevolg, afloop [m], uitkomst, resultaat, voortvloeisel, uitvloeisel {zn.}
gevolg
afloop [m]
uitkomst
resultaat
voortvloeisel
uitvloeisel {zn.}
Ik ben tevreden met de uitkomst van mijn wiskundetoets.
Ik ben tevreden met de uitkomst van mijn wiskundetoets.
Na afloop", "Achteraf
Na afloop", "Achteraf
afloop [m] (de ~), verloop [o] (het ~) {zn.}
afloop [m] (de ~)
verloop [o] (het ~) {zn.}
De afloop zal het leren
De afloop zal het leren
In het begin had hij een hekel aan haar, maar na verloop van tijd ging hij van haar houden.
In het begin had hij een hekel aan haar, maar na verloop van tijd ging hij van haar houden.
einde [o] (het ~), afloop, uiteinde [o] (het ~) {zn.}
einde [o] (het ~)
afloop
uiteinde [o] (het ~) {zn.}
Dit is het einde.
Dit is het einde.
Het honkballeven was toen ten einde.
Het honkballeven was toen ten einde.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Nederlands

Na afloop", "Achteraf

Na afloop", "Achteraf

De afloop zal het leren

De afloop zal het leren

Vaak is de afloop van ernstige ziekten onzeker

Vaak is de afloop van ernstige ziekten onzeker


Gerelateerd aan afloop

einde - eind - slot - end - uiteinde - eindigen - gevolg - uitkomst - resultaat - voortvloeisel - uitvloeisel - verloopeinde - verandering