Vertaling van verloop

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
verloop, vermindering [v], teruggang, achteruitgang [m] {zn.}
verloop
vermindering [v]
teruggang
achteruitgang [m] {zn.}
In het begin had hij een hekel aan haar, maar na verloop van tijd ging hij van haar houden.
In het begin had hij een hekel aan haar, maar na verloop van tijd ging hij van haar houden.
In het begin konden we de eindjes aan elkaar knopen maar na verloop van tijd konden we onze kosten niet meer dekken.
In het begin konden we de eindjes aan elkaar knopen maar na verloop van tijd konden we onze kosten niet meer dekken.
gaan [o], loop [m], gang [m], verloop {zn.}
gaan [o]
loop [m]
gang [m]
verloop {zn.}
Alstublieft mevrouw, ga uw gang!
Alstublieft mevrouw, ga uw gang!
Ik loop graag.
Ik loop graag.
verloop, teruggang [m] (de ~), achteruitgang [m] (de ~), neergang [m] (de ~) {zn.}
verloop
teruggang [m] (de ~)
achteruitgang [m] (de ~)
neergang [m] (de ~) {zn.}
verloop {zn.}
verloop {zn.}
verloop [o] (het ~) {zn.}
verloop [o] (het ~) {zn.}
proces, verloop, ontwikkelingsgang {zn.}
proces
verloop
ontwikkelingsgang {zn.}
verloop {zn.}
verloop {zn.}
keer, verandering [v], verloop, kentering [v] {zn.}
keer
verandering [v]
verloop
kentering [v] {zn.}
Ik heb keer op keer geprobeerd.
Ik heb keer op keer geprobeerd.
Ik lees de brief keer op keer
Ik lees de brief keer op keer
aflopen, eindigen, ophouden, uitgaan, uitlopen, uitraken, verlopen {ww.}
aflopen
eindigen
ophouden
uitgaan
uitlopen
uitraken
verlopen {ww.}

ik loop af
jij loopt af
hij/zij/het loopt af

ik loop af
jij loopt af
hij/zij/het loopt af
» meer vervoegingen van aflopen

omkomen, overdrijven, overgaan, vergaan, verlopen, verstrijken {ww.}
omkomen
overdrijven
overgaan
vergaan
verlopen
verstrijken {ww.}

ik kom om
jij komt om
hij/zij/het komt om

ik kom om
jij komt om
hij/zij/het komt om
» meer vervoegingen van omkomen

achteruitgaan, terrein verliezen, teruglopen, verlopen {ww.}
achteruitgaan
terrein verliezen
teruglopen
verlopen {ww.}

ik ga achteruit
jij gaat achteruit
hij/zij/het gaat achteruit

ik ga achteruit
jij gaat achteruit
hij/zij/het gaat achteruit
» meer vervoegingen van achteruitgaan

gaan, lopen, van stapel lopen, verlopen, zich begeven {ww.}
gaan
lopen
van stapel lopen
verlopen
zich begeven {ww.}

ik ga
jij gaat
hij/zij/het gaat

ik ga
jij gaat
hij/zij/het gaat
» meer vervoegingen van gaan

afloop [m] (de ~), verloop [o] (het ~) {zn.}
afloop [m] (de ~)
verloop [o] (het ~) {zn.}
loop, verloop [o] (het ~), ontwikkelingsgang {zn.}
loop
verloop [o] (het ~)
ontwikkelingsgang {zn.}
Loop niet zo snel.
Loop niet zo snel.
Loop eens wat langzamer.
Loop eens wat langzamer.
expireren, verlopen {ww.}
expireren
verlopen {ww.}

ik expireer
jij expireert
hij/zij/het expireert

ik expireer
jij expireert
hij/zij/het expireert
» meer vervoegingen van expireren

verlopen {ww.}
verlopen {ww.}

ik verloop
jij verloopt
hij/zij/het verloopt

ik verloop
jij verloopt
hij/zij/het verloopt
» meer vervoegingen van verlopen

verlopen, marcheren, gaan, lopen {ww.}
verlopen
marcheren
gaan
lopen {ww.}

ik ga
jij gaat
hij/zij/het gaat

ik verloop
jij verloopt
hij/zij/het verloopt
» meer vervoegingen van verlopen

voorbijgaan, verglijden, verstrijken, vervlieden, omgaan, verlopen, vlieden {ww.}
voorbijgaan
verglijden
verstrijken
vervlieden
omgaan
verlopen
vlieden {ww.}

ik ga om
jij gaat om
hij/zij/het gaat om

ik ga voorbij
jij gaat voorbij
hij/zij/het gaat voorbij
» meer vervoegingen van voorbijgaan

verlopen {ww.}
verlopen {ww.}

ik verloop
jij verloopt
hij/zij/het verloopt

ik verloop
jij verloopt
hij/zij/het verloopt
» meer vervoegingen van verlopen



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Nederlands

In het begin had hij een hekel aan haar, maar na verloop van tijd ging hij van haar houden.

In het begin had hij een hekel aan haar, maar na verloop van tijd ging hij van haar houden.

In het begin konden we de eindjes aan elkaar knopen maar na verloop van tijd konden we onze kosten niet meer dekken.

In het begin konden we de eindjes aan elkaar knopen maar na verloop van tijd konden we onze kosten niet meer dekken.