Vertaling van keer
verandering
omkeer
wisseling
wijziging
verzetting {zn.}
maal {zn.}
draai
zwenk
zwenking
wieling
wending
draaiing {zn.}
slag
draai
zwenk
zwaai
gier
zwenking
wending {zn.}
verandering
verloop
kentering {zn.}
keren
omdraaien
ronddraaien
wenden
wentelen
zwenken {ww.}
ik draai
jij draait
hij/zij/het draait
ik draai
jij draait
hij/zij/het draait
» meer vervoegingen van draaien
keren
stilleggen
stilzetten
stoppen
stuiten {ww.}
ik houd aan
jij houdt aan
hij/zij/het houdt aan
ik houd aan
jij houdt aan
hij/zij/het houdt aan
» meer vervoegingen van aanhouden
ik keer
jij keert
hij/zij/het keert
ik keer
jij keert
hij/zij/het keert
» meer vervoegingen van keren
wenden {ww.}
ik keer
jij keert
hij/zij/het keert
ik keer
jij keert
hij/zij/het keert
» meer vervoegingen van keren
keren
kenteren {ww.}
ik kenter
jij kentert
hij/zij/het kentert
ik verander
jij verandert
hij/zij/het verandert
» meer vervoegingen van veranderen
teruggaan
terugkeren
inrukken {ww.}
ik ruk in
jij rukt in
hij/zij/het rukt in
ik keer
jij keert
hij/zij/het keert
» meer vervoegingen van keren
omwenden
keren
omdraaien
omkeren
draaien {ww.}
ik draai
jij draait
hij/zij/het draait
ik leg om
jij legt om
hij/zij/het legt om
» meer vervoegingen van omleggen
keren
omdraaien
omkeren {ww.}
ik keer
jij keert
hij/zij/het keert
ik omzet
jij omzet
hij/zij/het omzet
» meer vervoegingen van omzetten
ik keer
jij keert
hij/zij/het keert
ik keer
jij keert
hij/zij/het keert
» meer vervoegingen van keren
bepalen
keren
richten
vervoegen {ww.}
ik bepaal
jij bepaalt
hij/zij/het bepaalt
ik wend
jij wendt
hij/zij/het wendt
» meer vervoegingen van wenden
kanten
roeren
vechten
verweren
keren
weren {ww.}
ik kant
jij kant
hij/zij/het kant
ik verzet
jij verzet
hij/zij/het verzet
» meer vervoegingen van verzetten
Voorbeelden in zinsverband
Ik heb keer op keer geprobeerd.
Ik heb keer op keer geprobeerd.
Ik lees de brief keer op keer
Ik lees de brief keer op keer
Tot de volgende keer.
Tot de volgende keer.
Je blijft keer op keer dezelfde fouten maken.
Je blijft keer op keer dezelfde fouten maken.
Dit is de eerste keer.
Dit is de eerste keer.
Dit is de laatste keer.
Dit is de laatste keer.
Lees het nog een keer.
Lees het nog een keer.
Gedane zaken nemen geen keer.
Gedane zaken nemen geen keer.
Ik moet twee keer overstappen.
Ik moet twee keer overstappen.
Ze eten een keer per week vlees.
Ze eten een keer per week vlees.
Ik ben twee keer in Kioto geweest.
Ik ben twee keer in Kioto geweest.
Ik heb "Star Wars" twee keer gezien.
Ik heb "Star Wars" twee keer gezien.
Ik ben een keer in Kioto geweest.
Ik ben een keer in Kioto geweest.
Hoeveel keer per jaar ga je skiën?
Hoeveel keer per jaar ga je skiën?
Ik heb hem een keer ontmoet.
Ik heb hem een keer ontmoet.