Vertaling van gier

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
gier {zn.}
gier {zn.}
keer, slag [m], draai [m], zwenk, zwaai, gier, zwenking [v], wending [v] {zn.}
keer
slag [m]
draai [m]
zwenk
zwaai
gier
zwenking [v]
wending [v] {zn.}
Draai naar rechts aan de volgende hoek.
Draai naar rechts aan de volgende hoek.
Ik heb keer op keer geprobeerd.
Ik heb keer op keer geprobeerd.
aalt [v], gier [v], aal [v] {zn.}
aalt [v]
gier [v]
aal [v] {zn.}
aasgier, gier {zn.}
aasgier
gier {zn.}
schreeuwen, roepen, joelen, gieren {ww.}
schreeuwen
roepen
joelen
gieren {ww.}

ik gier
jij giert
hij/zij/het giert

ik schreeuw
jij schreeuwt
hij/zij/het schreeuwt
» meer vervoegingen van schreeuwen

Ik hoorde een vrouw schreeuwen.
Ik hoorde een vrouw schreeuwen.
Blijkbaar begon haar moeder te schreeuwen.
Blijkbaar begon haar moeder te schreeuwen.
mesten, bemesten, gieren {ww.}
mesten
bemesten
gieren {ww.}

ik bemest
jij bemest
hij/zij/het bemest

ik mest
jij mest
hij/zij/het mest
» meer vervoegingen van mesten

gieren {ww.}
gieren {ww.}

ik gier
jij giert
hij/zij/het giert

ik gier
jij giert
hij/zij/het giert
» meer vervoegingen van gieren

fluiten, piepen, gieren {ww.}
fluiten
piepen
gieren {ww.}

ik fluit
jij fluit
hij/zij/het fluit

ik fluit
jij fluit
hij/zij/het fluit
» meer vervoegingen van fluiten

Zoals de ouden zongen, piepen de jongen.
Zoals de ouden zongen, piepen de jongen.
Hij was een deuntje aan het fluiten.
Hij was een deuntje aan het fluiten.
een schuiver maken, gieren, slippen {ww.}
een schuiver maken
gieren
slippen {ww.}

ik gier
jij giert
hij/zij/het giert

ik gier
jij giert
hij/zij/het giert
» meer vervoegingen van gieren



Gerelateerd aan gier

keer - slag - draai - zwenk - zwaai - zwenking - wending - aalt - aal - aasgier - schreeuwen - roepen - joelen - gieren - mesten