Vertaling van afwezigheid
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
afwezigheid , verzuim, verstek, mangel, uitstedigheid , absentie {zn.}
afwezigheid
verzuim
verstek
mangel
uitstedigheid
absentie {zn.}
verzuim
verstek
mangel
uitstedigheid
absentie {zn.}
Het maakt mijn natuurkundeleraar niet uit als ik de lessen verzuim.
Het maakt mijn natuurkundeleraar niet uit als ik de lessen verzuim.
Ze vroeg me om op haar baby te passen tijdens haar afwezigheid.
Ze vroeg me om op haar baby te passen tijdens haar afwezigheid.
afwezigheid {zn.}
afwezigheid {zn.}
Moest iemand me bellen tijdens mijn afwezigheid, zeg hem dan dat ik snel weer terug zal zijn.
Moest iemand me bellen tijdens mijn afwezigheid, zeg hem dan dat ik snel weer terug zal zijn.
gebrek , afwezigheid , mankement, manco, tekort, gemis, tekortkoming , euvel {zn.}
gebrek
afwezigheid
mankement
manco
tekort
gemis
tekortkoming
euvel {zn.}
afwezigheid
mankement
manco
tekort
gemis
tekortkoming
euvel {zn.}
Gebrek aan beweging kan de gezondheid schaden.
Gebrek aan beweging kan de gezondheid schaden.
Wij zijn mislukt doordat het gebrek aan voorbereiding.
Wij zijn mislukt doordat het gebrek aan voorbereiding.
afwezigheid {zn.}
afwezigheid {zn.}
afwezigheid , verstek , ontstentenis, afwezendheid, absentie {zn.}
afwezigheid
verstek
ontstentenis
afwezendheid
absentie {zn.}
verstek
ontstentenis
afwezendheid
absentie {zn.}
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Nederlands
Ze vroeg me om op haar baby te passen tijdens haar afwezigheid.
Ze vroeg me om op haar baby te passen tijdens haar afwezigheid.
Moest iemand me bellen tijdens mijn afwezigheid, zeg hem dan dat ik snel weer terug zal zijn.
Moest iemand me bellen tijdens mijn afwezigheid, zeg hem dan dat ik snel weer terug zal zijn.