Vertaling van baby

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
baby [m], zuigeling {zn.}
baby [m]
zuigeling {zn.}
Die baby is Tom.
Die baby is Tom.
De baby kruipt.
De baby kruipt.
kleine [m] (de ~), baby [m] (de ~), zuigeling [m] (de ~), kleintje [m] (het ~), kindje, bébé {zn.}
kleine [m] (de ~)
baby [m] (de ~)
zuigeling [m] (de ~)
kleintje [m] (het ~)
kindje
bébé {zn.}
Bekijk de slapende baby.
Bekijk de slapende baby.
De baby kan lopen.
De baby kan lopen.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Nederlands

Die baby is Tom.

Die baby is Tom.

De baby kruipt.

De baby kruipt.

Bekijk de slapende baby.

Bekijk de slapende baby.

De baby kan lopen.

De baby kan lopen.

Is de baby wakker geworden?

Is de baby wakker geworden?

De baby begon te kruipen.

De baby begon te kruipen.

Onze baby is gezond geboren.

Onze baby is gezond geboren.

De baby weende om melk.

De baby weende om melk.

Wat een schattige baby. Kiekeboe!

Wat een schattige baby. Kiekeboe!

Mijn baby heeft een erfelijke ziekte.

Mijn baby heeft een erfelijke ziekte.

Een baby heeft een gevoelige huid.

Een baby heeft een gevoelige huid.

De baby zag er precies zo uit als haar moeder.

De baby zag er precies zo uit als haar moeder.

De enige overlevende van de crash was een baby.

De enige overlevende van de crash was een baby.

Ik speelde met de baby op mijn knie.

Ik speelde met de baby op mijn knie.

Ze was bang de baby wakker te maken.

Ze was bang de baby wakker te maken.


Gerelateerd aan baby

zuigeling - kleine - kleintje - kindje - bébéding