Vertaling van besmetten
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
besmetten, infecteren, aansteken {ww.}
besmetten
infecteren
aansteken {ww.}
infecteren
aansteken {ww.}
ik steek aan
jij steekt aan
hij/zij/het steekt aan
ik besmet
jij besmet
hij/zij/het besmet
» meer vervoegingen van besmetten
verpesten, besmetten, infecteren, aansteken {ww.}
verpesten
besmetten
infecteren
aansteken {ww.}
besmetten
infecteren
aansteken {ww.}
ik steek aan
jij steekt aan
hij/zij/het steekt aan
ik verpest
jij verpest
hij/zij/het verpest
» meer vervoegingen van verpesten
Ik vind dat examens het onderwijs verpesten.
Ik vind dat examens het onderwijs verpesten.
bezoedelen, bevlekken, besmetten, besmeren, bemorsen, besmeuren {ww.}
bezoedelen
bevlekken
besmetten
besmeren
bemorsen
besmeuren {ww.}
bevlekken
besmetten
besmeren
bemorsen
besmeuren {ww.}
ik bemors
jij bemorst
hij/zij/het bemorst
ik bezoedel
jij bezoedelt
hij/zij/het bezoedelt
» meer vervoegingen van bezoedelen
infecteren, aansteken, besmetten {ww.}
infecteren
aansteken
besmetten {ww.}
aansteken
besmetten {ww.}
ik steek aan
jij steekt aan
hij/zij/het steekt aan
ik infecteer
jij infecteert
hij/zij/het infecteert
» meer vervoegingen van infecteren
aansteken, besmetten {ww.}
aansteken
besmetten {ww.}
besmetten {ww.}
ik steek aan
jij steekt aan
hij/zij/het steekt aan
ik steek aan
jij steekt aan
hij/zij/het steekt aan
» meer vervoegingen van aansteken