Vertaling van bijzaak

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
bijzaak [v] {zn.}
bijzaak [v] {zn.}
bijzaak [v], bijkomstigheid [v], bijwerk [o], aanhangsel [o] {zn.}
bijzaak [v]
bijkomstigheid [v]
bijwerk [o]
aanhangsel [o] {zn.}
bijzaak [v] {zn.}
bijzaak [v] {zn.}
detail, wissewasje [o] (het ~), peuleschil, peanuts, peulenschil [m] (de ~), futiliteit [v] (de ~), onbenulligheid, bijzaak [m] (de ~), beuzelarij, bagatel [m] (de/het ~), allotria, kleinigheid {zn.}
detail
wissewasje [o] (het ~)
peuleschil
peanuts
peulenschil [m] (de ~)
futiliteit [v] (de ~)
onbenulligheid
bijzaak [m] (de ~)
beuzelarij
bagatel [m] (de/het ~)
allotria
kleinigheid {zn.}
De piloot beschreef de scène tot in detail.
De piloot beschreef de scène tot in detail.