Vertaling van bloot
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
bloot, enkel, louter {bn.}
bloot
enkel
louter {bn.}
enkel
louter {bn.}
bloot, naakt, onbedekt, onopgesmukt {bn.}
bloot
naakt
onbedekt
onopgesmukt {bn.}
naakt
onbedekt
onopgesmukt {bn.}
bloot {zn.}
bloot {zn.}
bloot, naakt, ontkleed, nakend {zn.}
bloot
naakt
ontkleed
nakend {zn.}
naakt
ontkleed
nakend {zn.}
zuiver, bloot, enkel, sec {bn.}
zuiver
bloot
enkel
sec {bn.}
bloot
enkel
sec {bn.}