Vertaling van braaf

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
braaf, deugdzaam, eerbaar {bn.}
braaf
deugdzaam
eerbaar {bn.}
dapper, eerlijk, vriendelijk, braaf {bn.}
dapper
eerlijk
vriendelijk
braaf {bn.}
goedig, braaf, doodgoed, goedhartig, goedmoedig, goeiig, trouwhartig {bn.}
goedig
braaf
doodgoed
goedhartig
goedmoedig
goeiig
trouwhartig {bn.}
gezeglijk, braaf, zoet {bn.}
gezeglijk
braaf
zoet {bn.}


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Nederlands

Ze is een heel braaf meisje.

Ze is een heel braaf meisje.

Ik zal een braaf meisje zijn.

Ik zal een braaf meisje zijn.


Gerelateerd aan braaf

deugdzaam - eerbaar - dapper - eerlijk - vriendelijk - goedig - doodgoed - goedhartig - goedmoedig - goeiig - trouwhartig - gezeglijk - zoetgoed