Vertaling van zoet
zoetjes {bw.}
snoep
zoetigheid
snoepgoed {zn.}
zoetigheid
zoetwaren {zn.}
zacht
zoet {bn.}
zoet {bn.}
wrijven
schuren
zoeten
polijsten
boenen {ww.}
ik boen
jij boent
hij/zij/het boent
ik poets
jij poetst
hij/zij/het poetst
» meer vervoegingen van poetsen
ik zoet
jij zoet
hij/zij/het zoet
ik zoet
jij zoet
hij/zij/het zoet
» meer vervoegingen van zoeten
braaf
zoet {bn.}
ik zoet
jij zoet
hij/zij/het zoet
ik zoet
jij zoet
hij/zij/het zoet
» meer vervoegingen van zoeten
Voorbeelden in zinsverband
Slaapwel. Droom zoet.
Slaapwel. Droom zoet.
Suiker is zoet.
Suiker is zoet.
De vrucht is zoet.
De vrucht is zoet.
Lelies ruiken zoet.
Lelies ruiken zoet.
De cake smaakt zoet.
De cake smaakt zoet.
Is het zoet of zuur?
Is het zoet of zuur?
Deze cake is erg zoet.
Deze cake is erg zoet.
Mooie bloemen ruiken niet noodzakelijk zoet.
Mooie bloemen ruiken niet noodzakelijk zoet.
Het gerecht is te zoet voor Tom.
Het gerecht is te zoet voor Tom.
Verboden genot is zoet
Verboden genot is zoet
Zout water heeft meer drijfvermogen dan zoet water.
Zout water heeft meer drijfvermogen dan zoet water.
Mooie vrouwen en wijn zijn zoet venijn
Mooie vrouwen en wijn zijn zoet venijn
Honger maakt elke maaltijd gekruid", "Honger maakt rauwe bonen zoet
Honger maakt elke maaltijd gekruid", "Honger maakt rauwe bonen zoet
Het is zoet en goed om voor het vaderland te sterven
Het is zoet en goed om voor het vaderland te sterven