Vertaling van zoeten
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
zoeten {ww.}
zoeten {ww.}
ik zoet
jij zoet
hij/zij/het zoet
ik zoet
jij zoet
hij/zij/het zoet
» meer vervoegingen van zoeten
zoeten {ww.}
zoeten {ww.}
ik zoet
jij zoet
hij/zij/het zoet
ik zoet
jij zoet
hij/zij/het zoet
» meer vervoegingen van zoeten
poetsen, wrijven, schuren, zoeten, polijsten, boenen {ww.}
poetsen
wrijven
schuren
zoeten
polijsten
boenen {ww.}
wrijven
schuren
zoeten
polijsten
boenen {ww.}
ik boen
jij boent
hij/zij/het boent
ik poets
jij poetst
hij/zij/het poetst
» meer vervoegingen van poetsen
Ik moet mijn tanden poetsen.
Ik moet mijn tanden poetsen.
Zout in iemands wonden wrijven.
Zout in iemands wonden wrijven.