Vertaling van daarvoor

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
daarvoor, ervoor
daarvoor
ervoor
daarvoor, eerder, indertijd, vooraan, voorheen, vroeger, weleer {bw.}
daarvoor
eerder
indertijd
vooraan
voorheen
vroeger
weleer {bw.}
daartoe, daarvoor, ervoor
daartoe
daarvoor
ervoor


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Nederlands

Hij is daarvoor verantwoordelijk.

Hij is daarvoor verantwoordelijk.

En zo hing Dima's vriend uit zijn kindertijd zomaar op, Dima - net als daarvoor - met 99 kopeke te weinig achterlatend.

En zo hing Dima's vriend uit zijn kindertijd zomaar op, Dima - net als daarvoor - met 99 kopeke te weinig achterlatend.


Gerelateerd aan daarvoor

ervoor - eerder - indertijd - vooraan - voorheen - vroeger - weleer - daartoe