Vertaling van gaffel
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
gaffel {zn.}
gaffel {zn.}
greep, hooivork, riek , gaffel {zn.}
greep
hooivork
riek
gaffel {zn.}
hooivork
riek
gaffel {zn.}
Hij greep me bij mijn kraag.
Hij greep me bij mijn kraag.
De jongen greep de hond bij de staart.
De jongen greep de hond bij de staart.
gaffel {zn.}
gaffel {zn.}
gaffel , stalgreep, mestvork, spitvork, riek {zn.}
gaffel
stalgreep
mestvork
spitvork
riek {zn.}
stalgreep
mestvork
spitvork
riek {zn.}
bikken, kanen, nassen, gaffelen {ww.}
bikken
kanen
nassen
gaffelen {ww.}
kanen
nassen
gaffelen {ww.}
ik bik
jij bikt
hij/zij/het bikt
ik bik
jij bikt
hij/zij/het bikt
» meer vervoegingen van bikken