Vertaling van geheel
totaal {zn.}
algeheel
totaal {bn.}
geheel {bn.}
geheel
ten volle
volkomen
volledig
voluit {bw.}
gans
heel
geheel
vol
volkomen
volslagen {bn.}
heel
geheel
totaal
totaliter
volkomen
volledig {bw.}
heel
geheel
helemaal
totaal
volkomen
volledig {bw.}
Voorbeelden in zinsverband
Hij heeft niet geheel ongelijk.
Hij heeft niet geheel ongelijk.
Ik ben het geheel met je eens.
Ik ben het geheel met je eens.
Geheel de uwe
Geheel de uwe
Geheel toevallig ontmoette ik mijn oude vriend in de luchthaven.
Geheel toevallig ontmoette ik mijn oude vriend in de luchthaven.
Het geheel is meer dan de som der delen.
Het geheel is meer dan de som der delen.
Ik zal niet geheel sterven
Ik zal niet geheel sterven
Een deel staat voor het geheel
Een deel staat voor het geheel
In Thailand is de opvoeding van de kinderen niet de verantwoordelijkheid van de vader; het is geheel aan de moeder.
In Thailand is de opvoeding van de kinderen niet de verantwoordelijkheid van de vader; het is geheel aan de moeder.
Gallië is in zijn geheel verdeeld in drie delen
Gallië is in zijn geheel verdeeld in drie delen