Vertaling van geschenk

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
geschenk [o], cadeau [o], gift [v], gave [v] {zn.}
geschenk [o]
cadeau [o]
gift [v]
gave [v] {zn.}
Is dit Laura's geschenk?
Is dit Laura's geschenk?
Bedankt voor je cadeau.
Bedankt voor je cadeau.
geschenk [o], cadeau [o], gift [v], schenking [v], donatie [v] {zn.}
geschenk [o]
cadeau [o]
gift [v]
schenking [v]
donatie [v] {zn.}
Bedankt voor je cadeau.
Bedankt voor je cadeau.
Hij gaf me een cadeau.
Hij gaf me een cadeau.
geschenk [o] (het ~), cadeau [o] (het ~) {zn.}
geschenk [o] (het ~)
cadeau [o] (het ~) {zn.}
Hij stuurde me een geschenk.
Hij stuurde me een geschenk.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Nederlands

Is dit Laura's geschenk?

Is dit Laura's geschenk?

Hij stuurde me een geschenk.

Hij stuurde me een geschenk.

Ann gaf mij dit geschenk.

Ann gaf mij dit geschenk.

Ze hebben elk een geschenk ontvangen.

Ze hebben elk een geschenk ontvangen.

Ik zoek een geschenk voor mijn moeder.

Ik zoek een geschenk voor mijn moeder.

Het is een geschenk voor u.

Het is een geschenk voor u.

Ik zoek een geschenk voor mijn moeder.

Ik zoek een geschenk voor mijn moeder.

Mijn oom gaf hem een geschenk.

Mijn oom gaf hem een geschenk.

Ik heb een geschenk aanvaard van zijn zuster.

Ik heb een geschenk aanvaard van zijn zuster.

In plaats van zelf te gaan, stuurde ik een geschenk.

In plaats van zelf te gaan, stuurde ik een geschenk.

Dit is het mooiste geschenk dat ik ooit gekregen heb.

Dit is het mooiste geschenk dat ik ooit gekregen heb.


Gerelateerd aan geschenk

cadeau - gift - gave - schenking - donatiegoed