Vertaling van instrueren

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
instrueren {ww.}
instrueren {ww.}

ik instrueer
jij instrueert
hij/zij/het instrueert

ik instrueer
jij instrueert
hij/zij/het instrueert
» meer vervoegingen van instrueren

leren, scholen, bijbrengen, instrueren {ww.}
leren
scholen
bijbrengen
instrueren {ww.}

ik breng bij
jij brengt bij
hij/zij/het brengt bij

ik leer
jij leert
hij/zij/het leert
» meer vervoegingen van leren

Wat kan jij ons bedrijf bijbrengen?
Wat kan jij ons bedrijf bijbrengen?
In Europa beginnen de scholen in september.
In Europa beginnen de scholen in september.
instrueren {ww.}
instrueren {ww.}

ik instrueer
jij instrueert
hij/zij/het instrueert

ik instrueer
jij instrueert
hij/zij/het instrueert
» meer vervoegingen van instrueren

instrueren {ww.}
instrueren {ww.}

ik instrueer
jij instrueert
hij/zij/het instrueert

ik instrueer
jij instrueert
hij/zij/het instrueert
» meer vervoegingen van instrueren



Gerelateerd aan instrueren

leren - scholen - bijbrengenbijbrengen - voorbereiden