Vertaling van inzetten

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
inzetten, een lied aanheffen {ww.}
inzetten
een lied aanheffen {ww.}

ik zal inzetten
jij zult inzetten
hij/zij/het zal inzetten

ik zal inzetten
jij zult inzetten
hij/zij/het zal inzetten
» meer vervoegingen van inzetten

inzetten, aftrappen {ww.}
inzetten
aftrappen {ww.}

ik zal aftrappen
jij zult aftrappen
hij/zij/het zal aftrappen

ik zal inzetten
jij zult inzetten
hij/zij/het zal inzetten
» meer vervoegingen van inzetten

inzetten {ww.}
inzetten {ww.}

ik zal inzetten
jij zult inzetten
hij/zij/het zal inzetten

ik zal inzetten
jij zult inzetten
hij/zij/het zal inzetten
» meer vervoegingen van inzetten

inzetten {ww.}
inzetten {ww.}

ik zal inzetten
jij zult inzetten
hij/zij/het zal inzetten

ik zal inzetten
jij zult inzetten
hij/zij/het zal inzetten
» meer vervoegingen van inzetten

inzetten {ww.}
inzetten {ww.}

ik zal inzetten
jij zult inzetten
hij/zij/het zal inzetten

ik zal inzetten
jij zult inzetten
hij/zij/het zal inzetten
» meer vervoegingen van inzetten

inzetten {ww.}
inzetten {ww.}

ik zal inzetten
jij zult inzetten
hij/zij/het zal inzetten

ik zal inzetten
jij zult inzetten
hij/zij/het zal inzetten
» meer vervoegingen van inzetten

inleggen, inzetten, indoen {ww.}
inleggen
inzetten
indoen {ww.}

ik zal indoen
jij zult indoen
hij/zij/het zal indoen

ik zal inleggen
jij zult inleggen
hij/zij/het zal inleggen
» meer vervoegingen van inleggen

inlaag, inleg, inleggeld, inzet (mv. inzetten) {zn.}
inlaag
inleg
inleggeld
inzet (mv. inzetten) {zn.}
aftrap [m], inzet (mv. inzetten) {zn.}
aftrap [m]
inzet (mv. inzetten) {zn.}
inzet (mv. inzetten) {zn.}
inzet (mv. inzetten) {zn.}
inzet (mv. inzetten) {zn.}
inzet (mv. inzetten) {zn.}
eerste bod [o], inzet (mv. inzetten) {zn.}
eerste bod [o]
inzet (mv. inzetten) {zn.}
inzet (mv. inzetten), inleg, inleggeld, inlaag {zn.}
inzet (mv. inzetten)
inleg
inleggeld
inlaag {zn.}
inzet (mv. inzetten) {zn.}
inzet (mv. inzetten) {zn.}
inzet (mv. inzetten) [m] (de ~) {zn.}
inzet (mv. inzetten) [m] (de ~) {zn.}
inzet (mv. inzetten) {zn.}
inzet (mv. inzetten) {zn.}
inzet (mv. inzetten) [m] (de ~), pot [m] (de ~) {zn.}
inzet (mv. inzetten) [m] (de ~)
pot [m] (de ~) {zn.}
inzet (mv. inzetten) {zn.}
inzet (mv. inzetten) {zn.}
inzet (mv. inzetten) [m] (de ~) {zn.}
inzet (mv. inzetten) [m] (de ~) {zn.}
inzet (mv. inzetten) [m] (de ~) {zn.}
inzet (mv. inzetten) [m] (de ~) {zn.}
inzet (mv. inzetten) [m] (de ~) {zn.}
inzet (mv. inzetten) [m] (de ~) {zn.}
toewijding [v] (de ~), overgave [m] (de ~), inzet (mv. inzetten) [m] (de ~), applicatie {zn.}
toewijding [v] (de ~)
overgave [m] (de ~)
inzet (mv. inzetten) [m] (de ~)
applicatie {zn.}