Vertaling van aftrappen

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
aftrappen {bw.}
aftrappen {bw.}
aftrappen {ww.}
aftrappen {ww.}

ik zal aftrappen
ik zou aftrappen
jij zult aftrappen

ik zal aftrappen
ik zou aftrappen
jij zult aftrappen
» meer vervoegingen van aftrappen

inzetten, aftrappen {ww.}
inzetten
aftrappen {ww.}

ik zal aftrappen
jij zult aftrappen
hij/zij/het zal aftrappen

ik zal inzetten
jij zult inzetten
hij/zij/het zal inzetten
» meer vervoegingen van inzetten

aftrappen {ww.}
aftrappen {ww.}

ik zal aftrappen
ik zou aftrappen
jij zult aftrappen

ik zal aftrappen
ik zou aftrappen
jij zult aftrappen
» meer vervoegingen van aftrappen

aftrappen {ww.}
aftrappen {ww.}

ik zal aftrappen
ik zou aftrappen
jij zult aftrappen

ik zal aftrappen
ik zou aftrappen
jij zult aftrappen
» meer vervoegingen van aftrappen

aftrappen {ww.}
aftrappen {ww.}

ik zal aftrappen
ik zou aftrappen
jij zult aftrappen

ik zal aftrappen
ik zou aftrappen
jij zult aftrappen
» meer vervoegingen van aftrappen

stoppen, ophouden, aftrappen, uitscheiden, nokken {ww.}
stoppen
ophouden
aftrappen
uitscheiden
nokken {ww.}

ik zal aftrappen
ik zou aftrappen
jij zult aftrappen

ik zal stoppen
ik zou stoppen
jij zult stoppen
» meer vervoegingen van stoppen

Het regende zonder ophouden.
Het regende zonder ophouden.
Laat ons ophouden.
Laat ons ophouden.
afgetrapt, aftrappen {bn.}
afgetrapt
aftrappen {bn.}
aftrap [m] (de ~) {zn.}
aftrap [m] (de ~) {zn.}


Gerelateerd aan aftrappen

inzetten - stoppen - ophouden - uitscheiden - nokken - afgetrapt - aftrapschoppen - afleggen - passeren - versleten - schot