Vertaling van pot

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
pot, lesbienne {zn.}
pot
lesbienne {zn.}
De pot verwijt de ketel.
De pot verwijt de ketel.
Er is bijna geen koffie over in de pot.
Er is bijna geen koffie over in de pot.
pot, lesbienne {zn.}
pot
lesbienne {zn.}
Er is nauwelijks koffie over in de pot.
Er is nauwelijks koffie over in de pot.
Al wat je nodig hebt, is lekkere kaas en een pot zwarte kersenjam.
Al wat je nodig hebt, is lekkere kaas en een pot zwarte kersenjam.
pot {zn.}
pot {zn.}
vat [o], vaas, pot, pul {zn.}
vat [o]
vaas
pot
pul {zn.}
Deze vaas is van ijzer.
Deze vaas is van ijzer.
Deze gebroken vaas kan niet gerepareerd worden.
Deze gebroken vaas kan niet gerepareerd worden.
kan [m], pot [m], pan [v] {zn.}
kan [m]
pot [m]
pan [v] {zn.}
Tom heeft een deksel op de pan gelegd.
Tom heeft een deksel op de pan gelegd.
doos [v], fles [v], zak, vat [o], emmer, pot [m], kist [v], korf [m], urn, kruik, krat [o], koker [m], foedraal [o], etui [o], bak [m] {zn.}
doos [v]
fles [v]
zak
vat [o]
emmer
pot [m]
kist [v]
korf [m]
urn
kruik
krat [o]
koker [m]
foedraal [o]
etui [o]
bak [m] {zn.}
Leg alles in mijn korf.
Leg alles in mijn korf.
De emmer was vol water.
De emmer was vol water.
opeenhopen, ophopen, potten, accumuleren, oppotten {ww.}
opeenhopen
ophopen
potten
accumuleren
oppotten {ww.}

ik accumuleer
jij accumuleert
hij/zij/het accumuleert

ik hoop opeen
jij hoopt opeen
hij/zij/het hoopt opeen
» meer vervoegingen van opeenhopen

potten {ww.}
potten {ww.}

ik pot
jij pot
hij/zij/het pot

ik pot
jij pot
hij/zij/het pot
» meer vervoegingen van potten



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Nederlands

De pot verwijt de ketel.

De pot verwijt de ketel.

Er is bijna geen koffie over in de pot.

Er is bijna geen koffie over in de pot.

Er is nauwelijks koffie over in de pot.

Er is nauwelijks koffie over in de pot.

Al wat je nodig hebt, is lekkere kaas en een pot zwarte kersenjam.

Al wat je nodig hebt, is lekkere kaas en een pot zwarte kersenjam.


Gerelateerd aan pot

lesbienne - vat - vaas - pul - kan - pan - doos - fles - zak - emmer - kist - korf - urn - kruik - kratsparen - poten