Vertaling van emmer

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
emmer [m] (de ~) {zn.}
emmer [m] (de ~) {zn.}
De emmer was vol water.
De emmer was vol water.
Vul alstublieft deze emmer met water.
Vul alstublieft deze emmer met water.
doos [v], fles [v], zak, vat [o], emmer, pot [m], kist [v], korf [m], urn, kruik, krat [o], koker [m], foedraal [o], etui [o], bak [m] {zn.}
doos [v]
fles [v]
zak
vat [o]
emmer
pot [m]
kist [v]
korf [m]
urn
kruik
krat [o]
koker [m]
foedraal [o]
etui [o]
bak [m] {zn.}
Leg alles in mijn korf.
Leg alles in mijn korf.
De pot verwijt de ketel.
De pot verwijt de ketel.
emmer {zn.}
emmer {zn.}
Heeft u misschien een emmer water voor mij? Ik heb een lekke band.
Heeft u misschien een emmer water voor mij? Ik heb een lekke band.
Heeft u misschien een emmer water voor mij? Ik heb een lekke band.
Heeft u misschien een emmer water voor mij? Ik heb een lekke band.
zagen, zieken, piepen, mieren, malen, zeveren, emmeren, zeiken, reutelen, mekkeren, mekken, griepen, zemelknopen, zemelen, zaniken, neuzelen, lazeren, mauwen, zeuren, meieren {ww.}
zagen
zieken
piepen
mieren
malen
zeveren
emmeren
zeiken
reutelen
mekkeren
mekken
griepen
zemelknopen
zemelen
zaniken
neuzelen
lazeren
mauwen
zeuren
meieren {ww.}

ik emmer
jij emmert
hij/zij/het emmert

ik zaag
jij zaagt
hij/zij/het zaagt
» meer vervoegingen van zagen

Verplegers verzorgen zieken.
Verplegers verzorgen zieken.
Zoals de ouden zongen, piepen de jongen.
Zoals de ouden zongen, piepen de jongen.
slapen, naaien, pompen, rampetampen, bedvogelen, wippen, rammen, vozen, bonken, fleppen, fokken, emmeren, flensen, cohabiteren, coïteren, bonzen, soppen, poepen, vogelen, seksen, ketsen, bibberen, rollebollen, kezen, figuurzagen, kieren, palen, knarren, neuken, vrijen {ww.}
slapen
naaien
pompen
rampetampen
bedvogelen
wippen
rammen
vozen
bonken
fleppen
fokken
emmeren
flensen
cohabiteren
coïteren
bonzen
soppen
poepen
vogelen
seksen
ketsen
bibberen
rollebollen
kezen
figuurzagen
kieren
palen
knarren
neuken
vrijen {ww.}

ik bibber
jij bibbert
hij/zij/het bibbert

ik slaap
jij slaapt
hij/zij/het slaapt
» meer vervoegingen van slapen

Ga slapen.
Ga slapen.
Ze kan heel goed naaien.
Ze kan heel goed naaien.

Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Nederlands

De emmer was vol water.

De emmer was vol water.

Vul alstublieft deze emmer met water.

Vul alstublieft deze emmer met water.

Heeft u misschien een emmer water voor mij? Ik heb een lekke band.

Heeft u misschien een emmer water voor mij? Ik heb een lekke band.

Heeft u misschien een emmer water voor mij? Ik heb een lekke band.

Heeft u misschien een emmer water voor mij? Ik heb een lekke band.


Gerelateerd aan emmer

doos - fles - zak - vat - pot - kist - korf - urn - kruik - krat - koker - foedraal - etui - bak - zagenvat - hoeveelheid - uiten - handelen