Vertaling van bak

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
vergaarbak [m], reservoir [o], tank [m], bak [m] {zn.}
vergaarbak [m]
reservoir [o]
tank [m]
bak [m] {zn.}
veerboot, veerpont, schouw, pontveer, pont, overzetboot, bak [m] {zn.}
veerboot
veerpont
schouw
pontveer
pont
overzetboot
bak [m] {zn.}
De veerboot liep vast op een zandbank
De veerboot liep vast op een zandbank
kist [v], schrijn [o], bak [m] {zn.}
kist [v]
schrijn [o]
bak [m] {zn.}
De kist werd in de lijkwagen geladen.
De kist werd in de lijkwagen geladen.
tobbe, kuip, teil, bak [m] {zn.}
tobbe
kuip
teil
bak [m] {zn.}
trog, krib, drinktrog [m], eetbak [m], drenkbak [m], bak [m] {zn.}
trog
krib
drinktrog [m]
eetbak [m]
drenkbak [m]
bak [m] {zn.}
doos [v], fles [v], zak, vat [o], emmer, pot [m], kist [v], korf [m], urn, kruik, krat [o], koker [m], foedraal [o], etui [o], bak [m] {zn.}
doos [v]
fles [v]
zak
vat [o]
emmer
pot [m]
kist [v]
korf [m]
urn
kruik
krat [o]
koker [m]
foedraal [o]
etui [o]
bak [m] {zn.}
Leg alles in mijn korf.
Leg alles in mijn korf.
De pot verwijt de ketel.
De pot verwijt de ketel.
grap, mop, scherts, jok, bak [m], aardigheidje [o] {zn.}
grap
mop
scherts
jok
bak [m]
aardigheidje [o] {zn.}
Ik snapte zijn grap niet.
Ik snapte zijn grap niet.
Ik begreep zijn grap niet.
Ik begreep zijn grap niet.
bakken {ww.}
bakken {ww.}

ik bak
jij bakt
hij/zij/het bakt

ik bak
jij bakt
hij/zij/het bakt
» meer vervoegingen van bakken

bakken, fruiten {ww.}
bakken
fruiten {ww.}

ik bak
jij bakt
hij/zij/het bakt

ik bak
jij bakt
hij/zij/het bakt
» meer vervoegingen van bakken

bakken {ww.}
bakken {ww.}

ik bak
jij bakt
hij/zij/het bakt

ik bak
jij bakt
hij/zij/het bakt
» meer vervoegingen van bakken

We plukten appels om een appeltaart te kunnen bakken.
We plukten appels om een appeltaart te kunnen bakken.
Ik ben van plan een taart te bakken voor Maria's verjaardag.
Ik ben van plan een taart te bakken voor Maria's verjaardag.
bakken {ww.}
bakken {ww.}

ik bak
jij bakt
hij/zij/het bakt

ik bak
jij bakt
hij/zij/het bakt
» meer vervoegingen van bakken

bakken {ww.}
bakken {ww.}

ik bak
jij bakt
hij/zij/het bakt

ik bak
jij bakt
hij/zij/het bakt
» meer vervoegingen van bakken

zakken, sjezen, buizen, stralen, bakken {ww.}
zakken
sjezen
buizen
stralen
bakken {ww.}

ik bak
jij bakt
hij/zij/het bakt

ik zak
jij zakt
hij/zij/het zakt
» meer vervoegingen van zakken

zonnebaden, bakken, zonnen {ww.}
zonnebaden
bakken
zonnen {ww.}

ik bak
jij bakt
hij/zij/het bakt

ik zonnebaad
jij zonnebaadt
hij/zij/het zonnebaadt
» meer vervoegingen van zonnebaden

bakken {ww.}
bakken {ww.}

ik bak
jij bakt
hij/zij/het bakt

ik bak
jij bakt
hij/zij/het bakt
» meer vervoegingen van bakken



Gerelateerd aan bak

vergaarbak - reservoir - tank - veerboot - veerpont - schouw - pontveer - pont - overzetboot - kist - schrijn - tobbe - kuip - teil - trogklaarmaken - vastraken - verhit - feilen - bruinen