Vertaling van feilen
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
falen, onderuitgaan, tekortschieten, feilen {ww.}
falen
onderuitgaan
tekortschieten
feilen {ww.}
onderuitgaan
tekortschieten
feilen {ww.}
ik faal
jij faalt
hij/zij/het faalt
ik faal
jij faalt
hij/zij/het faalt
» meer vervoegingen van falen
Soms moet je falen voordat je kunt slagen.
Soms moet je falen voordat je kunt slagen.
Je hebt je falen aan Jim te danken.
Je hebt je falen aan Jim te danken.
fout , zwak , zwakheid , ondeugd , zwakte, tekortkoming , tekort, feil {zn.}
fout
zwak
zwakheid
ondeugd
zwakte
tekortkoming
tekort
feil {zn.}
zwak
zwakheid
ondeugd
zwakte
tekortkoming
tekort
feil {zn.}
Fout.
Fout.
Wij zijn zwak.
Wij zijn zwak.