Vertaling van falen
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
falen, vastlopen, stranden {ww.}
falen
vastlopen
stranden {ww.}
vastlopen
stranden {ww.}
ik faal
jij faalt
hij/zij/het faalt
ik faal
jij faalt
hij/zij/het faalt
» meer vervoegingen van falen
Soms moet je falen voordat je kunt slagen.
Soms moet je falen voordat je kunt slagen.
Je hebt je falen aan Jim te danken.
Je hebt je falen aan Jim te danken.
zakken, falen, stralen, mislukken, misgaan, stranden, sjezen {ww.}
zakken
falen
stralen
mislukken
misgaan
stranden
sjezen {ww.}
falen
stralen
mislukken
misgaan
stranden
sjezen {ww.}
ik faal
jij faalt
hij/zij/het faalt
ik zak
jij zakt
hij/zij/het zakt
» meer vervoegingen van zakken
Wat kan er nou misgaan?
Wat kan er nou misgaan?
Ge zult mislukken.
Ge zult mislukken.
falen, onderuitgaan, tekortschieten, feilen {ww.}
falen
onderuitgaan
tekortschieten
feilen {ww.}
onderuitgaan
tekortschieten
feilen {ww.}
ik faal
jij faalt
hij/zij/het faalt
ik faal
jij faalt
hij/zij/het faalt
» meer vervoegingen van falen
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Nederlands
Soms moet je falen voordat je kunt slagen.
Soms moet je falen voordat je kunt slagen.
Je hebt je falen aan Jim te danken.
Je hebt je falen aan Jim te danken.