Vertaling van stranden

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
stranden, in het water vallen, schipbreuk leiden, floppen {ww.}
stranden
in het water vallen
schipbreuk leiden
floppen {ww.}

ik flop
jij flopt
hij/zij/het flopt

ik strand
jij strandt
hij/zij/het strandt
» meer vervoegingen van stranden

stranden, vastlopen, aan de grond lopen {ww.}
stranden
vastlopen
aan de grond lopen {ww.}

ik strand
jij strandt
hij/zij/het strandt

ik strand
jij strandt
hij/zij/het strandt
» meer vervoegingen van stranden

stranden, vastlopen {ww.}
stranden
vastlopen {ww.}

ik strand
jij strandt
hij/zij/het strandt

ik strand
jij strandt
hij/zij/het strandt
» meer vervoegingen van stranden

zakken, falen, stralen, mislukken, misgaan, stranden, sjezen {ww.}
zakken
falen
stralen
mislukken
misgaan
stranden
sjezen {ww.}

ik faal
jij faalt
hij/zij/het faalt

ik zak
jij zakt
hij/zij/het zakt
» meer vervoegingen van zakken

Wat kan er nou misgaan?
Wat kan er nou misgaan?
Ge zult mislukken.
Ge zult mislukken.
stranden, aanspoelen {ww.}
stranden
aanspoelen {ww.}

hij/zij/het spoelt aan
zij spoelen aan
ik strand

hij/zij/het strandt
zij stranden
ik strand
» meer vervoegingen van stranden

strand (mv. stranden) [o] {zn.}
strand (mv. stranden) [o] {zn.}
We speelden op het strand.
We speelden op het strand.
Welke kant is het strand op?
Welke kant is het strand op?
falen, vastlopen, stranden {ww.}
falen
vastlopen
stranden {ww.}

ik faal
jij faalt
hij/zij/het faalt

ik faal
jij faalt
hij/zij/het faalt
» meer vervoegingen van falen

Soms moet je falen voordat je kunt slagen.
Soms moet je falen voordat je kunt slagen.
Je hebt je falen aan Jim te danken.
Je hebt je falen aan Jim te danken.
strand [o] (het ~) {zn.}
strand [o] (het ~) {zn.}
Ik bracht de hele dag door aan het strand.
Ik bracht de hele dag door aan het strand.
Ik zwem vaak op het strand in de zomer.
Ik zwem vaak op het strand in de zomer.