Vertaling van juist
net
pal
precies
exact {bw.}
minutieus
precies
scherp
secuur
stipt
zorgvuldig {bn.}
net
pas
straks
zojuist
zoëven
daarnet
daarstraks
zonet {bw.}
juist
precies
scherp
vlak {bw.}
juist
raak
snedig
treffend {bn.}
juist
recht {bn.}
goed
juist
zuiver {bn.}
gelijk hebbend
juist {bn.}
Voorbeelden in zinsverband
Is mijn antwoord juist?
Is mijn antwoord juist?
Uw antwoord is juist.
Uw antwoord is juist.
De prijs is juist.
De prijs is juist.
Ik heb nu juist veel problemen.
Ik heb nu juist veel problemen.
Een ongeval deed zich juist voor.
Een ongeval deed zich juist voor.
Dat is nu juist het probleem.
Dat is nu juist het probleem.
Negen keer op tien raad ik juist.
Negen keer op tien raad ik juist.
Heb je ooit de symptomen gehad dewelke juist werden beschreven?
Heb je ooit de symptomen gehad dewelke juist werden beschreven?
Het houdt juist op met regenen, laat ons dus vertrekken.
Het houdt juist op met regenen, laat ons dus vertrekken.
De kerk is juist aan de overkant van de straat.
De kerk is juist aan de overkant van de straat.
Ik ontmoette hem juist toen hij uit school kwam.
Ik ontmoette hem juist toen hij uit school kwam.
Ik weet niet juist waar ik geboren ben.
Ik weet niet juist waar ik geboren ben.
Juist zoals Max het voorspeld had heeft onze team verloren.
Juist zoals Max het voorspeld had heeft onze team verloren.
"Juist," zuchtte Dima. "Sorry voor de verwarring dan. Geniet van je Fanta en prettige dag."
"Juist," zuchtte Dima. "Sorry voor de verwarring dan. Geniet van je Fanta en prettige dag."
Iedereen kan helpen verzekeren dat de zinnen goed klinken en juist gespeld zijn.
Iedereen kan helpen verzekeren dat de zinnen goed klinken en juist gespeld zijn.