Vertaling van klasse

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
geslacht [o], woordgeslacht, klasse [v] {zn.}
geslacht [o]
woordgeslacht
klasse [v] {zn.}
Ze hebben een geit geslacht als offer voor God.
Ze hebben een geit geslacht als offer voor God.
klas, stand, klasse [v] {zn.}
klas
stand
klasse [v] {zn.}
Ze stond voor de klas.
Ze stond voor de klas.
Ik ben de langste van de klas.
Ik ben de langste van de klas.
klasse {zn.}
klasse {zn.}
laag [m] (de ~), geleding [v] (de ~), klasse {zn.}
laag [m] (de ~)
geleding [v] (de ~)
klasse {zn.}
Mijn hartslag is laag.
Mijn hartslag is laag.
rubriek [v] (de ~), klasse [v] (de ~), categorie [v] (de ~) {zn.}
rubriek [v] (de ~)
klasse [v] (de ~)
categorie [v] (de ~) {zn.}
klas, klasse [v] (de ~) {zn.}
klas
klasse [v] (de ~) {zn.}
Er zitten veertig leerlingen in onze klas.
Er zitten veertig leerlingen in onze klas.
Hoeveel jongens zijn er in jullie klas?
Hoeveel jongens zijn er in jullie klas?
klas [v] (de ~), klasse {zn.}
klas [v] (de ~)
klasse {zn.}
Loop niet in de klas a.u.b.
Loop niet in de klas a.u.b.
stijl, klasse [v] (de ~) {zn.}
stijl
klasse [v] (de ~) {zn.}
De auteur heeft een mooie stijl.
De auteur heeft een mooie stijl.


Gerelateerd aan klasse

geslacht - woordgeslacht - klas - stand - laag - geleding - rubriek - categorie - stijlsectie - groep - idee - aanpak