Vertaling van knikken

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
knikken, zwikken, knakken {ww.}
knikken
zwikken
knakken {ww.}

ik knak
jij knakt
hij/zij/het knakt

ik knik
jij knikt
hij/zij/het knikt
» meer vervoegingen van knikken

knikken, zwikken, knakken {ww.}
knikken
zwikken
knakken {ww.}

ik knak
jij knakt
hij/zij/het knakt

ik knik
jij knikt
hij/zij/het knikt
» meer vervoegingen van knikken

toeknikken, knikken {ww.}
toeknikken
knikken {ww.}

ik knik
jij knikt
hij/zij/het knikt

ik knik toe
jij knikt toe
hij/zij/het knikt toe
» meer vervoegingen van toeknikken

knikken, knakken {ww.}
knikken
knakken {ww.}

ik knak
jij knakt
hij/zij/het knakt

ik knik
jij knikt
hij/zij/het knikt
» meer vervoegingen van knikken

knikken, knakken {ww.}
knikken
knakken {ww.}

ik knak
jij knakt
hij/zij/het knakt

ik knik
jij knikt
hij/zij/het knikt
» meer vervoegingen van knikken

ja knikken, knikken {ww.}
ja knikken
knikken {ww.}

ik knik
jij knikt
hij/zij/het knikt

ik knik
jij knikt
hij/zij/het knikt
» meer vervoegingen van knikken

knikken {ww.}
knikken {ww.}

ik knik
jij knikt
hij/zij/het knikt

ik knik
jij knikt
hij/zij/het knikt
» meer vervoegingen van knikken

knikken {ww.}
knikken {ww.}

ik knik
jij knikt
hij/zij/het knikt

ik knik
jij knikt
hij/zij/het knikt
» meer vervoegingen van knikken

knak [m] (de ~), knik [m] (de ~) {zn.}
knak [m] (de ~)
knik [m] (de ~) {zn.}
knik [m] (de ~), hoofdknik, hoofdknikje, knikje {zn.}
knik [m] (de ~)
hoofdknik
hoofdknikje
knikje {zn.}


Gerelateerd aan knikken

zwikken - knakken - toeknikken - ja knikken - knak - knik - hoofdknik - hoofdknikje - knikjebreken - verkrommen - buigen - groeten - kromming - vormverandering - hoofdgebaar