Vertaling van mieren
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
mieren, zeiken, urmen {ww.}
mieren
zeiken
urmen {ww.}
zeiken
urmen {ww.}
ik mier
jij miert
hij/zij/het miert
ik mier
jij miert
hij/zij/het miert
» meer vervoegingen van mieren
Mieren en giraffen zijn verre neven.
Mieren en giraffen zijn verre neven.
mieren, zeuren, zaniken {ww.}
mieren
zeuren
zaniken {ww.}
zeuren
zaniken {ww.}
ik mier
jij miert
hij/zij/het miert
ik mier
jij miert
hij/zij/het miert
» meer vervoegingen van mieren
mieren, klooien, wurmen, rommelen, pielen, otteren, modderen, aankloten, knoeien, klungelen, flodderen, broddelen, aanrommelen, aanmodderen, kloten, rotzooien, prutsen {ww.}
mieren
klooien
wurmen
rommelen
pielen
otteren
modderen
aankloten
knoeien
klungelen
flodderen
broddelen
aanrommelen
aanmodderen
kloten
rotzooien
prutsen {ww.}
klooien
wurmen
rommelen
pielen
otteren
modderen
aankloten
knoeien
klungelen
flodderen
broddelen
aanrommelen
aanmodderen
kloten
rotzooien
prutsen {ww.}
ik modder aan
jij moddert aan
hij/zij/het moddert aan
ik mier
jij miert
hij/zij/het miert
» meer vervoegingen van mieren
mier (mv. mieren) {zn.}
mier (mv. mieren) {zn.}
Er loopt een mier in de hal.
Er loopt een mier in de hal.
zagen, zieken, piepen, mieren, malen, zeveren, emmeren, zeiken, reutelen, mekkeren, mekken, griepen, zemelknopen, zemelen, zaniken, neuzelen, lazeren, mauwen, zeuren, meieren {ww.}
zagen
zieken
piepen
mieren
malen
zeveren
emmeren
zeiken
reutelen
mekkeren
mekken
griepen
zemelknopen
zemelen
zaniken
neuzelen
lazeren
mauwen
zeuren
meieren {ww.}
zieken
piepen
mieren
malen
zeveren
emmeren
zeiken
reutelen
mekkeren
mekken
griepen
zemelknopen
zemelen
zaniken
neuzelen
lazeren
mauwen
zeuren
meieren {ww.}
ik emmer
jij emmert
hij/zij/het emmert
ik zaag
jij zaagt
hij/zij/het zaagt
» meer vervoegingen van zagen
Verplegers verzorgen zieken.
Verplegers verzorgen zieken.
Zoals de ouden zongen, piepen de jongen.
Zoals de ouden zongen, piepen de jongen.
mier {zn.}
mier {zn.}